Het filteren van de adressen is voor enkele regio's verbeterd.
De brandweer is de instantie die zich bezighoudt met het redden van mens en dier en het voorkomen en bestrijden van brand. Tot haar taken behoren ook voorlichting, controle op preventieve maatregelen, brandbestrijding en rampenbestrijding. Ook wateroverlast en overlast ten gevolge van wespenplagen en dergelijke neemt zij in sommige gemeenten voor haar rekening.
De Nederlandse brandweer beschikt over een wagenpark dat signaalrood van kleur is (kleurcode RAL 3000). Daarnaast zijn de voertuigen voorzien van een striping die in Nederland ook wel BZK-striping wordt genoemd. Deze is in het leven geroepen om de herkenbaarheid van de verschillende hulpverleningsdiensten te vergroten. Politiewagens en ambulances hebben een vergelijkbare striping, maar dan in een andere kleurstelling. De voertuigen van de brandweer zijn uitgerust met blauw zwaailicht en twee-tonige hoorn.
Met name in de kleine en middelgrote gemeenten is bijna altijd sprake van een vrijwillige brandweer. 80 procent van de vrijwilligers doet het brandweerwerk als bijtaak. Vaak mag deze van de werkgever het werk verlaten wanneer hij of zij opgeroepen wordt voor een dringende interventie. In deze gevallen wordt van een vrijwilliger verwacht dat hij of zij binnen 2 tot 3 minuten na alarmering in de kazerne is. Veelal wordt er met piketregelingen gewerkt om de opkomst van een volledige bemanning te kunnen garanderen.
Beroepskorpsen vindt men alleen in grote steden of bijzondere gebieden zoals Europoort. Een dienst wordt volledig in en om de kazerne doorgebracht in afwachting van een oproep. Gedurende deze uren vindt het onderhoud aan materiaal en kazerne plaats, wordt oefening en studie gedaan en worden rusturen ingelast. Uiteraard heeft een alarmoproep de hoogste prioriteit.
Beroepsmensen werken vaak in een rooster van 24 uur dienst en 48 uur vrijaf of een 12/24/12/48 uren schema (12 op; 24 af; 12 op; 48 af). Tijdens de nacht slaapt een beroepsbrandweerman of -vrouw in een slaapverblijf in de kazerne, deze tijd maakt dan ook gewoon deel uit van de werktijd. De traditionele "24 uur op en 48 uur af" resulteerde in een (gemiddeld) 56 urige werkweek. Volgens europese regelgeving mag een werkweek echter niet langer dan 48 uur zijn. In 2007 werd daarom de werkweek van de brandweerlieden aangepast zodat er maximaal 48 uur per week gewerkt wordt, waarbij de mensen met een 56-urig arbeidscontract nog wel het zelfde salaris behouden. Voor de werkgevers betekent dit dat er sinds 2007 meer brandweermensen nodig zijn om de kazernes te bemannen.
Een deel van de aspirant-brandweerlieden is afkomstig van de jeugdbrandweer. De beroeps- en de vrijwillige brandwacht ondergaan dezelfde opleiding(en). Er zijn verschillende rangen waaraan bepaalde opleidingsverplichtingen zijn gekoppeld. Het diploma brandwacht (tegenwoordig manschap) bijvoorbeeld, bestaat uit de modules repressie, persoonlijke bescherming en levensreddende handelingen. De combinatie leidt tot het diploma. Daarna kan men brandwacht 1e klasse (tegenwoordig manschap 1) en hoofdbrandwacht worden (De rang hoofdbrandwacht zal in de nabije toekomst mogelijk verdwijnen). Daarna onderbrandmeester en brandmeester etc. Ter indicatie; de opleiding tot onderbrandmeester (bevelvoerder) vergt voor vrijwilligers circa vijf jaar. Een manschap leert hoofdzakelijk blussen, een manschap 1 technische hulpverlening (van het knippen in auto's tot het heffen van een last tot het omzagen van een boom). Een onderbrandmeester is bevelvoerder (leidinggevende) op een tankautospuit en geeft leiding aan 5 tot 7 personen.
De opleiding tot brandweerofficier vindt in Nederland centraal plaats aan het Nederlands Instituut voor Fysieke Veiligheid/NIBRA te Arnhem. Na een HBO of WO opleiding worden kandidaten in 18 maanden opgeleid en getraind tot incidentmanager.
Luchthavens en de grotere industrieën beschikken over een eigen bedrijfsbrandweer. De bedrijfsbrandweer is opgeleid overeenkomstig de overheidsbrandweer, maar is gespecialiseerd in hun bedrijf. Ze hebben een goede kennis van hun verzorgingsgebied en de specifieke gevaren. Bedrijfsbrandweren verlenen vaak ook bijstand aan de lokale of regionale brandweer als dit nodig is. In Nederland zijn veel bedrijfsbrandweren min of meer geïntegreerd in de regionale brandweer gelijk aan gemeentelijke korpsen. In het Rotterdamse Europoort gebied zijn veel bedrijven gevestigd die een bedrijfsbrandweer nodig hebben. Deze bedrijven hebben zich samen met de gemeentelijke brandweer van Rotterdam en Rozenburg en het gemeentelijk havenbedrijf verenigd in het "Openbaar Lichaam Gezamenlijke Brandweer". Een goed voorbeeld van een bedrijfsbrandweerkorps is de Feuerwehr van het chemieconcern BASF in Duitsland. Zij zijn een autoriteit op het gebied van brandbestrijding in chemische installaties en passen hun expertise internationaal toe.
Een bevelvoerder bij de brandweer geeft leiding aan de bemanning van een tankautospuit en eventueel een aanvullend voertuig zoals een autoladder, hoogwerker of hulpverleningsvoertuig.
De bevelvoerder is verantwoordelijk voor de juiste inzet van de aan hem toegewezen manschappen. Bij kleine inzetten is de bevelvoerder de leidinggevende bij het incident. Bij grotere incidenten zorgt een officier van dienst voor de coördinatie tussen de verschillende bevelvoerders en voor de communicatie met de meldkamer. Wel zal bijna altijd een bevelvoerder als eerste ter plaatse zijn, deze maakt dan een eerste plan van aanpak naar aanleiding van een verkenning.
Tijdens de rit naar het incident, het "aanrijden" heeft de bevelvoerder contact met de meldkamer en ontvangt daarbij de beschikbare informatie en vraagt eventueel om bijstand van andere brandweereenheden, ambulance, politie of andere organisaties. Hij draagt de informatie over aan de manschappen en deelt de manschappen in. Hierbij worden in principe twee man (nummers 1 en 2) de aanvalsploeg en de nummers 3 en 4 de waterploeg. Bij voornamelijk vrijwillige brandweer kan het voorkomen dat er meer manschappen in het voertuig zitten, deze worden dan naar behoefte ingedeeld, maar wel steeds in groepjes van 2.
Van een bevelvoerder wordt verwacht dat hij de basisbeginselen van wiskunde, natuurkunde en scheikunde kent en daarnaast doet hij of zij tijdens de opleiding diepgaande kennis op van verbranding en blussing, gevaarlijke stoffen, autotechniek, technische hulpverlening behandeling van slachtoffers en nog veel meer. Naast al deze theoretische kennis is leiding geven een heel belangrijk aspect.
De Nederlandse brandweer kent net als politie en strijdkrachten een systeem van rangen. De brandweerlieden dragen epauletten op hun kazernekleding en officieel uniform als teken van hun rang. Deze rangen op deze lijst staan vermeld van hoogste naar laagste rang:
Hoofdofficieren | |
---|---|
Hoofdcommandeur | |
Adjunct Hoofdcommandeur | |
Commandeur | |
Hoofdbrandmeester | |
Onderofficieren | |
Brandmeester | |
Manschappen | |
Hoofdbrandwacht (Manschap B) | |
Brandwacht (Manschap A) | |
Algemene / Aspirantfuncties |
Om ter plaatse belangrijke functies aan te geven, zijn op de helmen van sommige brandweerlieden (vaak bevelvoerders of commandanten) strepen aangebracht. De laatste jaren gebeurt dit steeds minder en worden voor de herkenbaarheid hesjes gedragen met een opdruk die de functie aangeeft (bijvoorbeeld HOVD, OVD).
Strepen | |
---|---|
Regionaal Commandant (RCDT) Eén brede streep en één smalle streep | |
Commandant (CDT) Eén brede streep | |
Hoofd Officier van Dienst (HOVD) Drie smalle strepen | |
Officier van Dienst (OVD) Twee smalle strepen | |
Bevelvoerder van Dienst (BVD) Eén smalle streep |
De term Brandweervoertuig is een verzamelnaam voor de verschillende typen voertuigen die de brandweer inzet bij brand, ongeval of calamiteit. De Nederlandse brandweer beschikt over een wagenpark dat signaalrood van kleur is (kleurcode RAL 3001). Daarnaast zijn de voertuigen voorzien van een striping die in Nederland ook wel BZK-striping wordt genoemd. Deze stripings zijn in het leven geroepen om de herkenbaarheid van de verschillende hulpverleningsdiensten te vergroten. Politiewagens en ambulances hebben een vergelijkbare striping, maar dan in een andere kleurstelling.
In Nederland zijn brandweervoertuigen voorzien van rondom zichtbare blauwe zwaailichten en een tweetonige hoorn (sirene). Brandweervoertuigen van een bedrijfsbrandweer kunnen een andere kleur hebben, maar worden steeds vaker in de standaard kleur en striping uitgevoerd.
Een tankautospuit is een type voertuig dat de brandweer normaal gesproken inzet als basisvoertuig. Het voertuig is zo ingericht dat de eerste slag geslagen kan worden bij brandbestrijding of ongevallen.
In het algemeen is er aan boord plaats voor een standaardploeg van zes man. Te weten : bevelvoerder, chauffeur (is tevens pompbediener), aanvalsploeg (2 personen) en waterploeg (2 personen). De chauffeur zit uiteraard links voorin het voertuig, de bevelvoerder rechts voorin en de bemanning achterin.
De meeste tankautospuiten zijn voorzien van bagageruimten met roldeuren, sommige hebben klapdeuren. De pomp is bijna altijd achterin het voertuig geplaatst en wordt meestal aangedreven door de motor van het voertuig. De pomp kan alleen tijdens stilstand van het voertuig gebruikt tenzij het voertuig hiervoor aangepast is, zoals bij bosbrandbestrijdingsvoertuigen, schuimblusvoertuigen of crashtenders. Achter de deuren aan de zijkant kunnen rekken of bakken geplaatst worden met materiaal of speciale uitklapbare constructies om gereedschap in op te bergen. Op het dak worden vaak de ladders en zuigslangen opgeborgen. Soms wordt bij oudere voertuigen ook het waterkanon of ander materiaal op het dak opgeborgen, bij nieuwe voertuigen is dit niet meer toegestaan in verband met Arbo-wetgeving. Moderne tankautospuiten beschikken vaak over een Arbo-ladderrek dat naar achter en beneden schuift waardoor de ladders of slangen vanaf de grond van het rek gepakt kunnen worden. Hierdoor is het niet meer nodig om op het voertuig te klimmen, dat is onveiliger en kost meer tijd.
Het voertuig is vaak voorzien van diverse verlichting rondom het voertuig om ook in het duister goed te kunnen werken. Uiteraard zijn ook de blauwe zwaailichten, of tegenwoordig flitsers, aanwezig om aan te geven dat het een voorrangsvoertuig betreft.
Een tankautospuit heeft een standaard bepakking die vastgesteld is door het ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Daarnaast kan het voertuig extra materiaal aan boord hebben naar gelang de lokale situatie dat verlangt. Kort gezegd heeft een standaard tankautospuit het volgende aan boord:Het bovenstaande is slechts een grove benadering van de totale bepakking, voor een compleet overzicht wordt verwezen naar de bepakkingslijst van het ministerie van BZK.
Dit type brandweerauto wordt met name ingezet op plaatsen waar een brandbare vloeistof over een groot oppervlak kan branden (zoals bij olieraffinaderijen of vliegvelden). Een te richten dakmonitor (of schuimkanon) kan een grote hoeveelheid schuim over de vloeistof spuiten om de vloeistof af te dekken, waardoor die geen contact meer kan hebben met de zuurstof in de buitenlucht.
Een schuimbluswagen die ingezet wordt op vliegvelden wordt ook wel een crashtender genoemd.
Een crashtender is een brandweervoertuig dat voornamelijk op luchthavens ingezet wordt bij de bestrijding van de gevolgen van ongevallen met vliegtuigen. Het is een type schuimbluswagen met een zeer specifiek doel.
Het voertuig is uitgerust om met behulp van water en schuim plassen brandbare vloeistof en vliegtuigen te blussen. Hiervoor beschikt het voertuig over een of meerdere waterkanonnen en een aanzienlijke watervoorraad. De krachtige motor zorgt ervoor dat dit zware voertuig binnen zeer korte tijd op de plaats van een incident kan zijn.
Een hulpverleningsvoertuig is een brandweervoertuig dat specifiek ingericht is voor technische hulpverlening. Het is in feite een rijdend gereedschapmagazijn.
De brandweer gebruikt twee gestandaardiseerde typen hulpverleningsvoertuigen: HV-1 en de HV-2 Voor beide voertuigen heeft de Directie Rampenbeheersing en Brandweer (ministerie van BZK) een standaardbestek vastgesteld. In de praktijk kan de bepakking van het hulpverleningsvoertuig iets afwijken van deze standaardlijst. Dit is afhankelijk van plaatselijke omstandigheden en actuele ontwikkelingen.
De hulpverleningsvoertuigen worden primair ingezet bij technische hulpverlening waarbij de standaardbepakking van de tankautospuit ontoereikend is (qua aantal of capaciteit). Voorbeelden hiervan zijn ongevallen met vrachtwagens waarbij personen bekneld zitten, (dreigende) instorting van gebouwen, grote ongevallen.
De hulpverleningsvoertuigen rukken dan ook altijd samen met een tankautospuit uit naar een incident. Bij grotere ongevallen maakt een hulpverleningsvoertuig onderdeel uit van een brandweerpeleton.
Twee uitrustingsniveaus
De hulpverleningsvoertuigen HV-1 en HV-2 beschikken over materiaal dat bij verschillende soorten hulpverlening gebruikt kan worden. De basis van de bepakking van een HV-1 en HV-2 is gelijk. De verschillen tussen de HV-1 en de HV-2 worden bepaald door het extra uitrustingsniveau van het voertuig.
Een autoladder is een brandweervoertuig dat uitgerust is met een uitschuifbare en draaibare ladder van doorgaans ongeveer 30 meter lengte. De autoladder valt onder de categorie redvoertuigen en wordt voornamelijk in steden gebruikt om brand te bestrijden en slachtoffers te redden uit hoogbouw. Het voordeel van een autoladder ten opzichte van een hoogwerker is de mogelijkheid om meer mensen achter elkaar omhoog of omlaag te brengen.
In Nederland heeft een autoladder meestal een bemanning van 2 personen, al is er soms plaats voor 3 inzittenden. De ladder moet vanaf windkracht 4 vastgezet worden met tuilijnen, vanaf windkracht 6 mag een autoladder niet meer ingezet worden.
Taak
De taak van de autoladder verschilt per land. In Nederland heeft het voertuig de taak om puur als ladder te dienen ter ondersteuning van een tankautospuit. In de Verenigde Staten heeft de bemanning van een Ladder truck de taak om verkenning van brandende gebouwen uit te voeren en ventilatie-openingen in daken te zagen om zo van de hete, giftige en brandbare rook in gebouwen af te komen. In dat geval zorgt de bemanning van de tankautospuit voor de watervoorziening en brandbestrijding. In sommige landen worden de eigenschappen van een tankautospuit en een autoladder gecombineerd in een enkel voertuig.
Bij grote ongevallen en calamiteiten maar ook bij andere bijzondere omstandigheden kan dit type voertuig worden ingezet. Van hieruit wordt de hulpverlening op operationeel niveau gecoördineerd en worden verbindingen onderhouden met de ter plaatse aanwezige eenheden.
Een haakarmvoertuig is een type vrachtwagen dat door de brandweer gebruikt wordt voor het transport van haakarmcontainers (ookwel haakarmbakken genoemd).
Omdat de taken van de brandweer zeer uiteenlopend zijn is het onpraktisch om alle benodigde zaken op vrachtwagens te plaatsen. Daarom hanteren diverse landen in Europa, systemen met haakarmvoertuigen en containers. Het haakarmvoertuig is in staat om de standaard containers via de haakarm op het voertuig te trekken en op de plaats van bestemming neer te zetten.
Aanduidingen van het Nederlandse haakarmbak-systeem:Als onderdeel van de Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR) beschikt iedere Geneeskundige Combinatie over een haakarmbak met een voorraad medische hulpmiddelen als flessen met zuurstof, brancards, medicatie en koffers met verbandmiddelen. Wanneer bij een ramp of groot ongeval een Geneeskundige Combinatie wordt ingezet zorgt de brandweer voor het transport van deze haakarmbak naar de betreffende locatie.
Brandbestrijding is de oudste en belangrijkste taak van de brandweer. Het doel van brandbestrijding is uiteraard het blussen van een brand, maar ook het redden en evacuëren van slachtoffers, voorkomen van schade of het voorkomen van overlast. Er zijn verschillende typen branden te onderscheiden, ieder type heeft bepaalde eigenschappen die van invloed zijn op de methode van brandbestrijding.
Een woningbrand is de angst van iedereen. Het belangrijkste gevaar van een woningbrand is de grote kans dat er mensen in de woning aanwezig zijn. Doordat een woning geen nooduitgangen heeft kunnen slachtoffers opgesloten raken. Met name 's nachts bestaat ook het gevaar dat slapende mensen een brand niet opmerken en door rookvergiftiging (koolmonoxide) verstikken zonder wakker te worden. Door de beperktheid van de ruimten in een woning kan de temperatuur snel oplopen, tot ruim 600°C, en zal de ruimte snel gevuld zijn met rook. Door de inrichting van een huis (meubels, apparatuur, losse zaken) is het zoeken naar een slachtoffer in een met rook gevulde ruimte vrij moeilijk.
Bij een brand in een flatgebouw is met name het evacueren van de bewoners of gebruikers een probleem door het aantal mensen dat zich in een dergelijk pand bevindt. Ook de logistiek, het aanvoeren van gereedschap, slangen en water, kan problematisch zijn. Als de brand op grotere hoogte plaatsvindt, boven 30 meter. dan is bestrijding vanaf de buitenzijde van het pand niet meer mogelijk omdat een autoladder of hoogwerker niet hoog genoeg is hiervoor. Als een gebouw hoger dan 70 meter is moet het gebouw beschikken over een speciale bluswatervoorziening omdat de benodigde druk te hoog wordt voor de slangen en de pomp in de tankautospuit.
Een industriebrand kan zeer uiteenlopend van aard en omvang zijn. Industriële panden zijn niet altijd even overzichtelijk en vaak ook vrij groot. In de meeste industriepanden is wel over brandbeveiliging nagedacht, er zijn op zijn minst kleine blusmiddelen zoals brandslangen of brandblussers aanwezig. Sommige bedrijven beschikken over een eigen bedrijfsbrandweer. Door de mogelijke aanwezigheid van allerlei verschillende stoffen en materialen kunnen er veel verschillende gevaren ontstaan, zoals een explosie, BLEVE, snelle branduitbreiding of het vormen van giftige gassen.
Een kelderbrand is een brand die alleen bereikt kan worden vanaf een hoger gelegen ruimte via een trap, kelders beschikken vaak over een gebrekkige ventilatie. Doordat warmte naar boven trekt zal de toegang van de ruimte zeer heet zijn. Brandbestrijders moeten door deze enorme hitte heen om bij de brand te komen. De enige manier is om snel de trap af te dalen, maar wel op een manier die veilig is. De stabiliteit en sterkte van een houten trap kan door de brand aangetast zijn, een stalen trap wordt snel heet. Zodra de brand bestreden wordt met water zal de kelder zich snel vullen met kokend hete stoom, wat ook weer een gevaar is voor de brandweerlieden.
Zoals de naam verraadt bevindt een buitenbrand zich altijd in de open lucht. Het voordeel hiervan is dat er weinig hitte blijft hangen, het nadeel is dat door wind of andere luchtverplaatsing veel zuurstof aan de brand toegevoegd wordt.
Natuurbrand is een verzamelterm voor bosbrand, heidebrand, veenbrand of duinbrand. Het belangrijkste kenmerk van een natuurbrand is dat in veruit de meeste gevallen geen bluswatervoorziening aanwezig is. Het water moet dus van veraf aangevoerd worden of er moeten alternatieve bestrijdingsmethoden toegepast worden, zoals het uitslaan van het vuur met vuurzwepen. Bij een bosbrand is de begroeiing boven de grond voeding voor een vrij snel verspreidend vlammenfront. Bij heide of veen vindt een deel van de brand ook ondergronds plaats, waardoor bestrijding van de brand moeilijk en vaak ook langdurig zal zijn.
Een berm van een weg of spoorweg ligt vaak boven het omliggende maaiveld en dus ook hoger boven het grondwater. Hierdoor is de grond droger en zal begroeiing ook sneller verdrogen. Een bermbrand ontstaat vaak door een weggegooide sigaret, een stuk glas dat als brandglas fungeert, of door vastgelopen remmen (meestal bij een trein).
Een voertuigbrand kan zeer uiteenlopend van aard zijn doordat de locatie van het ongeval en de aard van het voertuig en zijn lading sterk kan verschillen.
Een autobrand is vrij klein van omvang, het belangrijkste gevaar is de aanwezige brandstof en de aanwezigheid van airbags, gordelspanners en andere veiligheidsvoorzieningen die gebruik maken van kleine explosieven of drukhouders. De banden van een auto kunnen ontploffen doordat de druk in de band toeneemt door verhitting en tegelijkertijd de sterkte van de band afneemt.
Een vrachtwagenbrand is door de afmeting van het voertuig in potentie al veel groter dan een autobrand, een vrachtwagen heeft meestal ook veel meer brandstof aan boord. De lading van de vrachtwagen is een belangrijk gevaarsaspect. Om van buitenaf zichtbaar te maken wat de gevaren van de lading zijn worden oranje gevaarindicatieborden en eventueel ook andere borden op de vrachtwagen aangebracht. Aan de hand van de gevaarindicatie en de vrachtbrief kan de brandweer een geschikte tactiek bepalen voor het bestrijden van een brand.
Een scheepsbrand wordt vaak gekenmerkt door een beperkte bereikbaarheid, het schip ligt op zee of aan de kade en kan vaak niet zonder meer betreden worden. Een schip is opgedeeld in compartimenten en is meestal gebouwd van staal. Dit betekent dat de ruimte waarin de brand zich bevindt zeer heet kan worden en snel gevuld is met rook. Door de stalen constructie kan ook een naastgelegen ruimte in brand raken. Door de indeling is het vinden van de brand of de weg terug vaak moeilijk, zeker als de brandbestrijders niet bekend zijn met het schip. Bij het blussen met water kan het schip in onbalans raken en zinken, door midden breken of kapseizen.
Een vliegtuigbrand is vaak een felle brand, zeker als de kerosinetanks beschadigd zijn. Vaak bevindt zich in ieder geval een meerkoppige in het vliegtuig en er is een grote kans dat er ook passagiers aanwezig zijn. Een razendsnelle bestrijding van de brand is dan ook bittere noodzaak. Op alle luchthavens ter wereld waar grotere (passagiers)vliegtuigen mogen landen is dan ook een speciaal opgeleide brandweer aanwezig die vaak beschikt over crashtenders. Deze voertuigen moeten binnen 3 minuten overal op het luchthaventerrein kunnen zijn. Ze hebben een grote hoeveelheid water en schuimvormend middel aan boord dat onmiddellijk, zelfs tijdens het rijden, ingezet kan worden. Hiervoor beschikt een crashtender over een monitor.
Doordat elke brand verschillend is, is het noodzakelijk een goede verkenning uit te voeren van het brandende object en de omgeving. Een belangrijk onderdeel hiervan is, naast het zoeken van slachtoffers, het bepalen van de beste aanvalstactiek. Hierbij wordt zo veel mogelijk gebruik gemaakt van de mogelijkheden die het object biedt. Er wordt gekeken naar toegangen, ventilatieopeningen, bluswatervoorzieningen of andere blusmiddelen en de mogelijkheid om verdere schade te voorkomen.
Als er slachtoffers in een gebouw zijn of de brand met niet al te veel risico van binnenuit een gebouw te bestrijden is wordt een binnenaanval gedaan. Hierbij maken brandweerlieden gebruik van ademluchttoestellen en beschermende kleding. Over het algemeen wordt een hogedruk brandslang meegenomen om de risico's zo veel mogelijk te beperken. Het doel van een binnenaanval is weliswaar het blussen van een brand, maar de bevelvoerder of officier van dienst kan ervoor kiezen om de brandhaard niet direct te blussen zodat redding of berging van slachtoffers niet bemoeilijkt wordt door stoomvorming. De hete stoom maakt werken al snel ondraaglijk en het ontneemt al het zicht. Pas als de andere werkzaamheden afgerond zijn kan de brand afgeblust worden.
Als de risico's te groot worden voor een binnenaanval of als een binnenaanval geen zin heeft doordat de brandhaard te groot geworden is, zal de brandweer het vuur van buitenaf bestrijden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van lagedruk brandslangen en waterkanonnen. Bij een buitenaanval ligt de nadruk vaak op behoudt van bedreigde gebouwen of delen ervan. Als er gevaarlijke stoffen in een gebouw opgeslagen zijn kan een hoge verbrandingstemperatuur zelfs gunstig zijn voor de afbraak van de stoffen zodat de brandweer er juist voor kiest om niet te blussen. Bij een buitenaanval worden vaak grote hoeveelheden water verbruikt, het is dan zaak om te zorgen dat dit water geen schade aan het milieu toebrengt.